Facts & Figures over de sierteeltsector

  • Nederland telt bijna 1.800 kwekers van snijbloemen en potplanten in kassen. Daarbij gaat het om 944 kwekers van snijbloemen en 811 kwekers van potplanten.
     
  • Op het Royal FloraHolland platform handelen in totaal ca. 4.000 kwekers (zowel glastuinbouw als open teelt), waarvan ca. 2600 leden van de coöperatie in Nederland zijn.
     
  • Nederland is de draaischijf van de internationale sierteelt. Nederland exporteerde in 2024 voor 7,1 miljard Euromaan bloemen en planten. De omzet van Royal FloraHolland, de grootste sierteeltmarktplaats van de wereld, bedroeg in 2024 ruim 5 miljard euro. Circa 1 miljard euro van bloemen en planten was afkomstig uit het buitenland, met Kenia en Ethiopië als belangrijkste importlanden. Op het platform van Royal FloraHolland worden jaarlijks ruim 23.000 verschillende variëteiten (in totaal ruim 10 miljard producten) van 4500 aanvoerders verhandeld, die gekocht worden door 2500 kopers uit binnen- en buitenland.
     
  • De sierteelt is binnen de land- en tuinbouw de tweede exportsector na zuivel en eieren.
     
  • De sierteelt verduurzaamt in hoog tempo, ook op het gebied van energie. Vanaf 1 januari 2026 is FSI compliant certificering voor het merendeel van de kwekers verplicht voor kwekers die aanvoeren bij Royal FloraHolland. Grote kopers baseren hun inkoop op diezelfde voorwaarde. Nu al is 70% van het verhandelde product bij Royal FloraHolland FSI compliant. Dat geldt voor zowel binnenlands- als buitenlands geteeld product. Voor export vanuit Afrika is certificering een voorwaarde voor een exportvergunning.
     
  • Meer dan 180 landen, inclusief Nederland en de Europese Unie, hebben het internationaal Plantgezondheidsveronderning (PHR) ondertekend. Het doel van het verdrag is het waarborgen van internationale samenwerking om samen wereldwijd planten te beschermen tegen de verspreiding van plantenbelagers. Landen mogen alleen gezondheidseisen stellen aan de import van planten als die wetenschappelijk onderbouwd zijn.
     
  • Degene die gewasbeschermingsmiddelen toepast, is verantwoordelijk en aansprakelijk voor een juist gebruik. In ons land is de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) de handhaver van de voorschriften. Ze controleert of middelen op de juiste manier worden toegepast en of er geen illegale middelen worden gebruikt. Inspecteurs voeren fysieke en administratieve controles uit. Daarnaast kunnen ze monsters nemen van het gewas, de grond of het geoogste product.

Gewasbescherming in tien punten

  1. Recent onderzoek van MPS laat zien dat sierteeltkwekers in Europa en Afrika steeds minder milieubelastende gewasbescherming gebruiken. De verwachting is dat in 2030 gebruik daarvan nog maar minimaal zal zijn. In plaats daarvan groeit het gebruik van groene en natuurlijke middelen en biologische bestrijders. Dat laatste is onder glas beter te doen dan in de open teelt. Vanaf 1 januari 2026 is FSI compliant certificering voor het merendeel van de kwekers verplicht die aanvoeren bij Royal FloraHolland. Grote kopers baseren hun inkoop op diezelfde voorwaarde. Nu al is 73% van het verhandelde product bij Royal FloraHolland FSI compliant. Dat geldt voor zowel binnenlands- als buitenlands geteeld product. Voor export vanuit Afrika is certificering een voorwaarde voor een exportvergunning en veel retail bedrijven stellen ook bovenwettelijke eisen aan hun bloemen en plantenleveranciers.
     
  2. Meer dan 180 landen, inclusief Nederland en de Europese Unie, hebben het Internationaal Plantgezondheidsverorderning (PHR) ondertekend. Het doel van het verdrag is het waarborgen van internationale samenwerking om samen wereldwijd planten en de openbare ruimte te beschermen tegen de verspreiding van plantenziekten en plagen. Landen mogen alleen gezondheidseisen stellen aan de import van planten als die wetenschappelijk onderbouwd zijn.
     
  3. Ieder gewasbeschermingsmiddel (met daarin de werkzame stof) is verboden tenzij het is toegelaten binnen de EU en door het Nederlandse Ctgb. De autoriteiten in het land van productie bepalen de regels. Gewasbeschermingsmiddelen en hun werkzame stoffen worden beoordeeld op de veiligheid voor mens, dier en milieu. In Europa gaat dat in twee stappen. Eerst wordt de werkzame stof op Europees niveau beoordeeld. Bij goedkeuring beoordelen vervolgens de lidstaten het eindproduct en laten het al dan niet toe. Verder is bepaald welke werkzame stoffen en middelen gebruikt mogen in welke gewassen en tegen welke ziekten en plagen.
     
  4. Gegevens over goedgekeurde stoffen en toegelaten middelen worden in de regel iedere tien jaar opnieuw bekeken op basis van de nieuwste wetenschappelijke inzichten. In Afrika komen andere plagen en ziekten onder andere omstandigheden voor dan in Europa. Ook de klimaatomstandigheden zijn daar totaal anders. Gewasbescherming vraagt daar om andere werkzame stoffen of andere samenstelling in een andere omgeving en klimaat. Het geen toelating hebben van middelen in een bepaald land heeft er ook mee van doen dat voor dat land door de eigenaar geen toelating aangevraagd is en heeft dan ook niet te maken met belasting van het milieu.
     
  5. De Europese Commissie keurt een werkzame stof pas goed na een gedegen en uitvoerige wetenschappelijke beoordeling die moet verzekeren dat de stof veilig is voor gebruik. Er moet een volledig dossier worden ingediend met resultaten van studies die voldoen aan de EU-eisen. Het gaat om gegevens over fysisch-chemische eigenschappen, de giftigheid voor mensen en ecosystemen, residuen, gedrag in bodem, water en lucht, en de werkzaamheid. Indien er goedkeuring volgt is bij normaal voorgeschreven gebruik er geen gevaar voor mens en milieu in de keten.
     
  6. Beoordeling van middelen vindt plaats door de nationale autoriteiten van de lidstaten – in Nederland het Ctgb – en door de Europese Voedsel- en Warenautoriteit (EFSA). Na goedkeuring van de werkzame stof kan de producent een aanvraag voor toelating van een middel op basis van deze werkzame stof indienen bij de Europese lidstaten. Die beoordelen het dossier en nemen dan een besluit over het al dan niet toelaten. Een verkregen toelating is alleen geldig voor de teelten in combinatie met ziekten en plagen die gespecificeerd zijn in het wettelijk gebruiksvoorschrift en op het etiket.
     
  7. De verordening voor gewasbeschermingsmiddelen geldt in alle lidstaten, maar de agrarische of milieuomstandigheden zijn niet overal gelijk. De lidstaten hebben daarom de mogelijkheid hiervoor nationaal specifieke elementen aan te wijzen. Vanwege het streven naar harmonisatie probeert het Ctgb zo min mogelijk af te wijken.
     
  8. In de EU wordt een werkzame stof voor gewasbeschermingsmiddelen goedgekeurd voor een periode van tien jaar. Daarna worden de stoffen opnieuw beoordeeld op de dan geldende eisen. Het vereist ook een herbeoordeling van de toegelaten middelen op basis van die stof. Omdat de eisen door de jaren heen strenger zijn geworden, vervalt van een groot aantal middelen de toelating. Zo heeft in januari 2025 het Ctgb besloten om twee nieuwe gewasbeschermingsmiddelen toe te laten en van vijftien middelen de toelating ingetrokken.
     
  9. De lidstaten moeten erop toezien dat de wettelijke gebruiksvoorschriften voor de toegelaten middelen nauwgezet gevolgd worden. Die staan op het etiket en in de bijsluiter. De gebruiksvoorschriften zijn gericht op een juiste toepassing, een optimaal effect en een minimale belasting voor het milieu. Ze geven aan in welke gewassen, op welke (veilige) manier en in welke concentraties de middelen toegediend moeten worden.
     
  10. Degene die gewasbeschermingsmiddelen toepast, is verantwoordelijk en aansprakelijk voor een juist gebruik. In ons land is de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) de handhaver van de voorschriften. Ze controleert of middelen op de juiste manier worden toegepast en of er geen illegale middelen worden gebruikt. Inspecteurs voeren fysieke en administratieve controles uit. Daarnaast kunnen ze monsters nemen van het gewas, de grond of het geoogste product.
Glastuinbouw Nederland - © 2025