Veelvraat Macrolophus onderdrukt zowel spint als bladluis in pilot ‘tomaat telen zonder zwavel’

In de pilot ‘Tomaat telen zonder zwavel’ worden twee bestrijdingsstrategieën (met en zonder Macrolophus) in onbelichte tomatenkassen gedemonstreerd. De teelt is gestart in week 4 en wordt intensief gemonitord op ziektes, plagen en natuurlijke vijanden. De pilot laat zien hoe belangrijk de rol van Macrolophus pygmaeus is in het bestrijden van een spectrum van verschillende plagen.

Snelle verspreiding roofwants
De roofwants werd in week 10 in de middelste rij van één van de kascompartimenten geïntroduceerd in de dosering van 2.5 per m2. Gedurende zes weken werd wekelijks Artemia-cysten (500 g/ha) over het hele gewas met een Nutrigun verblazen om de roofwants bij te voeren. Er werd bewust niet alleen in de introductierij bijgevoerd, om een snelle verspreiding van de predator te realiseren. Macrolophus vestigde zich meteen goed en in week 22 telden we al gemiddeld één roofwants per blad.

Wittevlieg, spint en bladluis
Toen de vraatzuchtige predator Macrolophus werd losgelaten, waren in het gewas slechts enkele spintmijten te vinden, en was wittevlieg nog afwezig. Later, ondanks de introducties van de roofmijt Phytoseiulus persimilis en de galmug Feltiella acarisuga, bleek het aantal spintmijten toe te nemen in beide kassen. Maar Macrolophus liet zien dat hij niet alleen belangrijk is tegen wittevliegen in de tomatenteelt. Er werden slechts 7 spinthaarden in de kas met Macrolophus gevonden, tegen 33 in de kas zonder Macrolophus. Er werden ook geen bladluizen in de kas met Macrolophus gevonden, terwijl 12% van de kas zonder Macrolophus besmet was met een mengeling van aardappeltopluis en perziekluis.

Inzet roofmijt
De roofmijt Pronematus ubiquitus werd sinds week 6 drie keer uitgezet (25, 25 en 50 per stengel) en werd wekelijks of elke twee weken met lisdodde stuifmeel (Nutrimite) bijgevoerd. De roofmijt heeft een preventief effect tegen tomatenroestmijt Aculops lycopersici en een neveneffect op meeldauw wanneer ze hoge populatieniveaus bereikt. De eerste meeldauw stipjes werden vroeg in week 14 waargenomen toen de roofmijt Pronematus nog niet in voldoende aantallen gevestigd was (nog geen 0.5 roofmijt per blad). Beide kassen zijn met twee bespuitingen van Fungaflash (weken 18 en 19) en twee bespuitingen van Ortiva (weken 21 en 22) behandeld om de ontwikkeling van de ziekte te beperken. Na de bespuitingen is de roofmijt nog steeds te vinden. Zijn effect op tomatenroestmijt wordt in juli getest.  

Financiering van deze pilot
De pilot wordt uitgevoerd in het kader van het programma Kas als Ecosysteem. Het wordt voor de helft gefinancierd uit het praktijkprogramma Plantgezondheid en stichting Kennis in je Kas’ (KIJK), en voor de helft door de gewascoöperatie Tomaat. Daarnaast is er een aanzienlijke in-kind bijdrage vanuit de betrokken partijen (Biobest, Bioline en Pats). Zij verzorgen de introducties van de biologische bestrijders, monitoringsuren en verslaglegging. De demonstratie wordt bij Vertify uitgevoerd, locatie Demokwekerij Zwethlaan.

 

Jeannette Vriend

Stagiair: “Ik wist niets van de sierteelt en had geen idee dat er zoveel techniek bij het telen van bloemen komt kijken.”

Eerstejaars Elektrotechniek Mink Tolboom liep dit voorjaar stage bij Mopabloem in Rijsenhout. Hij kwam daar terecht via een stagemarkt, georganiseerd door CollegeTour. “Ik wist niets van de sierteelt en had geen idee dat er zoveel techniek bij het…

Glastuinbouw Nederland - © 2025