Aardbei Fossielvrij: schets van toekomstige teelt

Het toenemende areaal aardbei onder glas moet fossielvrij en duurzaam worden geteeld, zeker gezien de recente stijging in energieprijzen. Wageningen University & Research en Delphy hebben in opdracht van Kas als Energiebron beschreven hoe zo’n aardbeiteelt er uit ziet. Er is een schets op hoofdlijnen opgesteld van de toekomstige aardbeiteelt, de bestaande kennis en kennishiaten zijn geïnventariseerd en met een rekenmodel is een schatting gemaakt van de stappen die nog kunnen worden gezet.

Drie teeltwijzen
Hiervoor is gerekend aan drie teelten, namelijk een onbelichte doorteelt, een belichte doorteelt en een low-chill verse teelt. Er is voor deze drie teelten een uitgangssituatie vastgesteld die is gebaseerd op de principes van Het Nieuwe Telen en waarbij dus een kleine hoeveelheid fossiele energie is gebruikt. Daar bovenop kunnen additionele maatregelen worden genomen, waarvan de effecten te berekenen zijn. We hebben te maken met kennistekorten op het gebied van de fysiologie van aardbei, zodat we met aannames hebben moeten werken en de rekenresultaten indicatief zijn. Door op het scherpst van de snede te telen is er al veel te bereiken. Er is verder gekeken naar het verlagen van de luchttemperatuur, het verhogen van de relatieve luchtvochtigheid en langer of intensiever belichten. Voor alle situaties zijn de gevolgen voor het gebruik van gas, elektriciteit en CO2 berekend. Er blijft behoefte aan energie voor verwarming en belichting, alleen moet deze van niet-fossiele oorsprong zijn.

Speerpunten telers
De schets op hoofdlijnen van een fossielvrije aardbeiteelt is opgesteld in samenwerking met een aantal telers en veredelaars. Aardbeitelers identificeerden de volgende speerpunten:

  1. Verschuiving van teeltstrategieën om de afname in productie van de open teelt op te vangen en een jaarrond vlakke productie te bereiken. Dit leidt tot meer belichting, productie in de zomer onder glas, een lange teeltduur en een betere stuurbaarheid door, indien mogelijk, op steenwol te telen.
  2. Warmtevraag anders invullen, met alternatieve CO2-bronnen, hernieuwbare bronnen in plaats van fossiele energiebronnen. Schaalvergroting en verschuiving van teeltstrategieën zullen hierin een rol spelen.
  3. Kennis en innovatie moeten helpen om een antwoord te vinden op het invullen van het restant van de behoefte aan energie en CO2.
  4. Genetica en veredeling moeten meer gericht zijn op rassen die een continue en stabiele productie realiseren. Genetica wordt gezien als sleutel in verschuiving van de teeltstrategieën.
  5. Gewasweerbaarheid is van belang voor de gewasbescherming. In de toekomst zijn er minder chemische middelen beschikbaar en zal als gevolg van een lager energieverbruik de luchtvochtigheid stijgen. Methoden hiervoor zijn onder meer: opkweken uit zaad, biologische middelen of plantversterkers en een goede plantbalans om de plant fysiologisch sterk te houden.

Veredelaars
Een uitgekristalliseerde visie op fossielvrij telen moet zich bij de veredelaars nog ontwikkelen. Zij beseffen weliswaar dat deze ontwikkeling is ingezet, maar vooralsnog wordt meer aandacht gegeven aan de ontwikkeling van ziektetolerantie (Phytophthera, meeldauw, zwartwortelrot, Botrytis) en smaak. Veredelaars zien qua ontwikkeling van teeltsysteem nogal wat diversiteit, namelijk naar meer bedekte teelt, een jaarrond vlakke teelt, low-chill verse teelt, junidragers en het telen in daglichtloze ruimtes.

Bevindingen
Het gasverbruik van de drie teelten, te weten onbelichte doordragerteelt, belichte doordragerteelt en verse low-chill teelt, was respectievelijk 5,7, 5,9 en 7,9 m3 m-2 per teeltseizoen. Dit is aanmerkelijk lager dan het huidige gasverbruik en kan worden bereikt door scherp te telen. Het totale elektriciteitsverbruik was respectievelijk 5,5, 202,2 en 1,4 kWh m-2 per seizoen, en de hoeveelheid toegediende CO2 was respectievelijk 13,1, 18,7 en 9,2 kg m-2 per seizoen.
Het verlagen van de luchttemperatuur, het verhogen van de relatieve luchtvochtigheid en in geval van de belichte doordragerteelt het langer of intensiever belichten, leiden allemaal tot een lager verbruik van gas. Een lagere gewenste temperatuur leidt direct tot minder stoken, een hogere luchtvochtigheid tot minder ventileren en minder warmteverlies, en langer of intensiever belichten tot meer energietoevoer van de lampen.
Het verlagen van de luchttemperatuur en het verhogen van de relatieve luchtvochtigheid leiden ook tot minder CO2-toediening. Maar langere of intensievere belichting leidt tot grotere CO2-tekorten en extra toediening van CO2. In het algemeen zijn de CO2-niveaus in alle situaties ongeveer gelijk, aangezien de CO2-regeling streeft naar een bepaalde minimum waarde. Intensiever of langer belichten verlangt meer elektriciteit in geval van de belichte doordragerteelt. De andere energiekosten vallen hierbij in het niet.
Langer belichten geeft uiteraard een hogere productie (ongeveer 0.8 – 1 kg m-2 per uur extra belichten, of 0,14 g mol-1 PAR), net als intensiever belichten (ongeveer 0,6-0,7 kg m-2 per 20 mmol intensiever belichten, of 0,065 g mol-1 PAR). Een lagere temperatuur geeft een iets lagere productie, maar een hogere relatieve luchtvochtigheid leidt nauwelijks tot productieverandering, al neemt het gevaar op rotte vruchten toe.

Er blijft een zekere behoefte aan energie voor verwarming en belichting, alleen kan deze ten opzichte van het huidige verbruik verminderen en moet deze van niet-fossiele oorsprong zijn. In dit verslag is van deze behoeftes een schatting gemaakt.

Het volledige rapport is toegevoegd als bijlage.

Dit project werd volledig gefinancierd door Kas als Energiebron, het innovatie- en actieprogramma vanuit het ministerie LNV en Glastuinbouw Nederland.

Kas als Energiebron

Henny van Gurp

Glastuinbouw Nederland - © 2024