Gebruiken we in de praktijk de beste verhouding roof- en voedermijten?
In de kooien is eenmalig een gematigde hoeveelheid trips geïntroduceerd, zowel larven als volwassenen. Met een interval van een week worden daarbij de roofmijt Transeius montdorensis en de voedermijten Carpoglyphus lactis of Tyreophagus entomophagus in het gewas gebracht. Er zijn hierbij verschillen gemaakt in aantallen en herkomst (leverancier).
Om de ontwikkelingssnelheid van de roofmijten goed te kunnen bepalen, worden er zowel tellingen uitgevoerd direct in de gooi als spoeltellingen, waarbij planten in hun geheel worden gewassen in een alcoholoplossing. Hierna kunnen de mijten en trips op een filter worden geteld. De eerste resultaten zijn nu bekend en worden in eerste instantie gedeeld met de leden van de landelijke gewascoöperatie Chrysant en diverse leveranciers en producenten van natuurlijke vijanden.
Spoelmonsters geanalyseerd
Gelijktijdig is een andere proef gestart bij Kwekerij Kreling in Bruchem. In deze praktijkproef worden voor een tweede keer gedurende een gehele proefperiode intensieve metingen gedaan op allerlei factoren, die een mogelijk effect kunnen hebben op de ontwikkeling van roofmijten in het gewas chrysant. De proef wordt bij Kreling op twee verschillende locaties uitgevoerd. De teler ervaart al jaren grote verschillen in de populatieopbouw van roofmijten tussen de beide locaties.
Afgelopen week zijn onder andere de eerste spoelmonsters geanalyseerd. Daarnaast zijn er monsters genomen van de grond en het gewas om de verschillen in residuen en nutriëntensamenstellingen tussen de beide locatie te kunnen bepalen. De klimaatdata worden zowel gelogd door de klimaatcomputer als door verschillende sensoren die tussen het gewas zijn geïnstalleerd.
De eerste resultaten van dit onderzoek worden eind augustus bekend. Ook deze resultaten worden gedeeld met diverse partijen.