Voortzetting proeven over ontwikkeling roofmijten in chrysant

Afgelopen voorjaar heeft Proeftuin Zwaagdijk in opdracht van de gewascoöperatie Chrysant een praktijkproef uitgevoerd waarbij is gekeken naar de effecten die de vestiging van roofmijten in het gewas mogelijk kunnen beïnvloeden.

Op twee verschillende teeltlocaties van kwekerij Kreling in Bruchem worden al enkele jaren vrij grote verschillen waargenomen in de ontwikkelingssnelheid van roofmijten in het gewas. Standaard worden op één locatie meer roofmijten aangetroffen in het gewas dan op de andere locatie. Dit ondanks dat er geen directe verschillen zijn in onder andere teeltstrategie en inzetmethodiek.

Verschillen tussen seizoenen
In overleg met diverse partijen is daarom dit jaar een praktijkproef opgezet waarbij een aantal factoren, met een mogelijk effect op roofmijten, intensief zijn gemonitord gedurende een gehele teeltperiode. Om een goed beeld te krijgen van de eventuele verschillen tussen seizoenen wordt de proef deze zomerperiode herhaald.

Verschillen tussen teeltlocaties
Er wordt in beide proeven onder ander gekeken naar de mogelijke effecten van spuitresiduen, klimaatinstellingen, lichtintensiteit, grondsamenstelling en voedingsniveaus, gewasontwikkeling en ziektedruk met schadelinke insecten op de ontwikkeling van de roofmijt Transeius montdorensis. Via intensieve tellingen, waarnemingen en data verkregen uit klimaatcomputer, analyses en diverse sensoren zijn de verschillen tussen de beide locaties bepaald.

In de eerste proef werden kleine verschillen aangetroffen in onder andere het gerealiseerde vochtniveau en temperatuur, zowel in als boven het gewas. Daarnaast kwam naar voren dat er kleine verschillen aanwezig waren in het voedingsniveau in de grond tussen de beide locaties. De verschillen waren echter dusdanig klein dan er nog geen directe conclusies kunnen worden getrokken welke factoren de verschillen in roofmijtenontwikkeling tussen de beide locaties hebben veroorzaakt.

Tweede proef
In de tweede proef, die in week 27 is gestart, wordt er naast residuen in grond en gewas ook gekeken naar mogelijke residuen van zware metalen en overige stoffen in onder ander het gietwater. Ook wordt het micoklimaat in het gewas gemonitord.

De proef duurt tot en met week 36. Hierna worden de resultaten van beide proeven geanalyseerd. Hierin wordt samengewerkt met TNO.

Glastuinbouw Nederland - © 2024