Naar een effectievere biologische bestrijdingsstrategie voor bladluis in roos

Het chemisch middelenpakket dat beschikbaar is voor plaagbestrijding wordt steeds beperkter. Het resultaat hiervan is dat de plaagdruk meer en meer toeneemt. In roos is met name bladluis een steeds groter wordend probleem dat moeilijk te bestrijden is. In deze demonstratiepilot wordt ingezet op zo lang mogelijk natuurlijk telen met een focus op bladluis.

In nauwe samenwerking tussen Glastuinbouw Nederland, Koppert en  Marjoland Rozen is een plan uitgedacht om de bladluis op twee verschillende manieren met een set van biologische bestrijders zo effectief mogelijk te beheersen. De strategie wordt ook vergeleken met een standaard teeltpraktijk.

In de tweede week van 2024 is een demonstratieproef van start gegaan. Doel van de pilot is om door middel van vroeg in het seizoen verschillende natuurlijke vijanden te introduceren, de bladluispopulatie onder de schadedrempel te houden. Daarmee zorgen we dat de teler zo min mogelijk chemische correcties hoeft uit te voeren. De natuurlijke vijanden die uitgezet worden tijdens deze proef zijn de galmug: Aphidoletes aphidimyza, twee sluipwespen: Aphelinus abdominalis en Aphidius ervi en twee predatoren: de gaasvlieg Chrysoperla carnea en het 14-stippelig lieveheersbeestje Propylea quatuordecimpunctata. De drie eerstgenoemde bestrijders worden preventief volvelds uitgezet, de twee laatst genoemde worden wekelijks curatief uitgestrooid over de bladluishaarden. In de ene helft van het compartiment worden wekelijks larven van Chrysoperla carnea uitgezet en in de andere helft adulten van Propylea quatuordecimpunctata.

Intensieve monitoring
Elke week wordt door Marjoland en Koppert intensief gemonitord waar de bladluishaarden zich precies bevinden. Vervolgens wordt van elke bladluishaard de aanwezigheid en intensiteit van bladluis en de verschillende natuurlijke vijanden gemeten. Deze gegevens worden ingevoerd in de monitoringstool ‘Natutec Scout’, waardoor elke week een plattegrond beschikbaar komt waarin in één overzicht te zien is waar de bladluizen en de natuurlijke vijanden aangetroffen worden. Door dit elke week te monitoren wordt er een goed beeld verkregen hoe de dynamiek in de kas is van zowel de plaag als de bestrijders.

Twee verschillende bladluistypen aanwezig
Daarnaast wordt er ook om de twee a drie weken gekeken welke soort bladluizen zich precies bevinden in de kas. Vanaf het begin van de proef tot en met week 14 werden er steeds twee bladluissoorten aangetroffen: de aardappeltopluis (Macrosiphum euphorbiae) en de roos-gras luis (Metopolophium dirhodum). Vanaf week 14 bleef alleen de roos-gras luis over, dat hand in hand ging met de eerste noodzakelijke correctie met een gewasbeschermingsmiddel tegen de bladluis. Door deze ingreep van dit selectieve chemische gewasbeschermingsmiddel lukt het om de bladluispopulatie vrij snel op een veel lager niveau te krijgen. Hierdoor konden de reeds aanwezige natuurlijke vijanden de overgebleven bladluizen beter onder controle houden en zien we dat er (voorlopig) niet nog een keer chemisch ingegrepen hoeft te worden. Door langer te blijven monitoren gedurende de komende maanden moet gaan uitwijzen of deze strategie op de lange termijn ook zijn vruchten zal afwerpen.

Deze demonstratiepilot is onderdeel van het project Kas als Ecosysteem en kwam tot stand door Glastuinbouw Nederland met financiering van Stichting Kennis in je Kas (binnen het innovatieprogramma Het Nieuwe Doen in Plantgezondheid) en het ministerie van LNV in het kader van het UP praktijkprogramma.

Jeannette Vriend

Glastuinbouw Nederland - © 2024